Quickscan (Werk)stress

100% of survey complete.

Welkom bij deze quickscan en succes met invullen.

Question Title

Vragenlijst
Met deze quickscan krijg je inzicht in de mate en de ernst van je stressklachten. Beantwoord de onderstaande stellingen. Kijk daarbij naar de feitelijke en niet naar de gewenste situatie. Neem de afgelopen zes maanden in gedachten en lees de volgende stellingen door. Geef aan in hoeverre de stelling betrekking op jouw situatie heeft/had.

	Nooit of zelden (1)	Soms waar (2)	In de helft van de gevallen (3)	Vaak waar (4)	Bijna altijd waar (5)
1. Ik voel me moe ondanks dat ik voldoende heb geslapen.	1. Ik voel me moe ondanks dat ik voldoende heb geslapen. Nooit of zelden (1)	1. Ik voel me moe ondanks dat ik voldoende heb geslapen. Soms waar (2)	1. Ik voel me moe ondanks dat ik voldoende heb geslapen. In de helft van de gevallen (3)	1. Ik voel me moe ondanks dat ik voldoende heb geslapen. Vaak waar (4)	1. Ik voel me moe ondanks dat ik voldoende heb geslapen. Bijna altijd waar (5)
2. Ik ben ontevreden met mijn werk.	2. Ik ben ontevreden met mijn werk. Nooit of zelden (1)	2. Ik ben ontevreden met mijn werk. Soms waar (2)	2. Ik ben ontevreden met mijn werk. In de helft van de gevallen (3)	2. Ik ben ontevreden met mijn werk. Vaak waar (4)	2. Ik ben ontevreden met mijn werk. Bijna altijd waar (5)
3. Ik voel me bedroefd zonder dat daar echt een reden voor is.	3. Ik voel me bedroefd zonder dat daar echt een reden voor is. Nooit of zelden (1)	3. Ik voel me bedroefd zonder dat daar echt een reden voor is. Soms waar (2)	3. Ik voel me bedroefd zonder dat daar echt een reden voor is. In de helft van de gevallen (3)	3. Ik voel me bedroefd zonder dat daar echt een reden voor is. Vaak waar (4)	3. Ik voel me bedroefd zonder dat daar echt een reden voor is. Bijna altijd waar (5)
4. Ik ben vergeetachtig.	4. Ik ben vergeetachtig. Nooit of zelden (1)	4. Ik ben vergeetachtig. Soms waar (2)	4. Ik ben vergeetachtig. In de helft van de gevallen (3)	4. Ik ben vergeetachtig. Vaak waar (4)	4. Ik ben vergeetachtig. Bijna altijd waar (5)
5. Ik ben geïrriteerd en val uit tegen mensen.	5. Ik ben geïrriteerd en val uit tegen mensen. Nooit of zelden (1)	5. Ik ben geïrriteerd en val uit tegen mensen. Soms waar (2)	5. Ik ben geïrriteerd en val uit tegen mensen. In de helft van de gevallen (3)	5. Ik ben geïrriteerd en val uit tegen mensen. Vaak waar (4)	5. Ik ben geïrriteerd en val uit tegen mensen. Bijna altijd waar (5)
6. Ik vermijd mensen op het werk en in mijn privé-leven.	6. Ik vermijd mensen op het werk en in mijn privé-leven. Nooit of zelden (1)	6. Ik vermijd mensen op het werk en in mijn privé-leven. Soms waar (2)	6. Ik vermijd mensen op het werk en in mijn privé-leven. In de helft van de gevallen (3)	6. Ik vermijd mensen op het werk en in mijn privé-leven. Vaak waar (4)	6. Ik vermijd mensen op het werk en in mijn privé-leven. Bijna altijd waar (5)
7. Ik heb slaapproblemen omdat ik me zorgen maak over het werk.	7. Ik heb slaapproblemen omdat ik me zorgen maak over het werk. Nooit of zelden (1)	7. Ik heb slaapproblemen omdat ik me zorgen maak over het werk. Soms waar (2)	7. Ik heb slaapproblemen omdat ik me zorgen maak over het werk. In de helft van de gevallen (3)	7. Ik heb slaapproblemen omdat ik me zorgen maak over het werk. Vaak waar (4)	7. Ik heb slaapproblemen omdat ik me zorgen maak over het werk. Bijna altijd waar (5)
8. Ik ben vaker ziek dan vroeger.	8. Ik ben vaker ziek dan vroeger. Nooit of zelden (1)	8. Ik ben vaker ziek dan vroeger. Soms waar (2)	8. Ik ben vaker ziek dan vroeger. In de helft van de gevallen (3)	8. Ik ben vaker ziek dan vroeger. Vaak waar (4)	8. Ik ben vaker ziek dan vroeger. Bijna altijd waar (5)
9. Mijn houding ten opzichte van mijn werk is: 'waar zou ik me druk om maken? Ik sta er wat onverschillig tegenover'.	9. Mijn houding ten opzichte van mijn werk is: 'waar zou ik me druk om maken? Ik sta er wat onverschillig tegenover'. Nooit of zelden (1)	9. Mijn houding ten opzichte van mijn werk is: 'waar zou ik me druk om maken? Ik sta er wat onverschillig tegenover'. Soms waar (2)	9. Mijn houding ten opzichte van mijn werk is: 'waar zou ik me druk om maken? Ik sta er wat onverschillig tegenover'. In de helft van de gevallen (3)	9. Mijn houding ten opzichte van mijn werk is: 'waar zou ik me druk om maken? Ik sta er wat onverschillig tegenover'. Vaak waar (4)	9. Mijn houding ten opzichte van mijn werk is: 'waar zou ik me druk om maken? Ik sta er wat onverschillig tegenover'. Bijna altijd waar (5)
10. Ik raak vaker betrokken in conflicten.	10. Ik raak vaker betrokken in conflicten. Nooit of zelden (1)	10. Ik raak vaker betrokken in conflicten. Soms waar (2)	10. Ik raak vaker betrokken in conflicten. In de helft van de gevallen (3)	10. Ik raak vaker betrokken in conflicten. Vaak waar (4)	10. Ik raak vaker betrokken in conflicten. Bijna altijd waar (5)
11. Het werk lijdt eronder.	11. Het werk lijdt eronder. Nooit of zelden (1)	11. Het werk lijdt eronder. Soms waar (2)	11. Het werk lijdt eronder. In de helft van de gevallen (3)	11. Het werk lijdt eronder. Vaak waar (4)	11. Het werk lijdt eronder. Bijna altijd waar (5)
12. Ik gebruik meer alcohol, drugs of kalmerende middelen om mij beter te voelen.	12. Ik gebruik meer alcohol, drugs of kalmerende middelen om mij beter te voelen. Nooit of zelden (1)	12. Ik gebruik meer alcohol, drugs of kalmerende middelen om mij beter te voelen. Soms waar (2)	12. Ik gebruik meer alcohol, drugs of kalmerende middelen om mij beter te voelen. In de helft van de gevallen (3)	12. Ik gebruik meer alcohol, drugs of kalmerende middelen om mij beter te voelen. Vaak waar (4)	12. Ik gebruik meer alcohol, drugs of kalmerende middelen om mij beter te voelen. Bijna altijd waar (5)
13. Met andere mensen communiceren is een bron van spanning.	13. Met andere mensen communiceren is een bron van spanning. Nooit of zelden (1)	13. Met andere mensen communiceren is een bron van spanning. Soms waar (2)	13. Met andere mensen communiceren is een bron van spanning. In de helft van de gevallen (3)	13. Met andere mensen communiceren is een bron van spanning. Vaak waar (4)	13. Met andere mensen communiceren is een bron van spanning. Bijna altijd waar (5)
14. Ik kan me niet meer zo concentreren op mijn werk als voorheen.	14. Ik kan me niet meer zo concentreren op mijn werk als voorheen. Nooit of zelden (1)	14. Ik kan me niet meer zo concentreren op mijn werk als voorheen. Soms waar (2)	14. Ik kan me niet meer zo concentreren op mijn werk als voorheen. In de helft van de gevallen (3)	14. Ik kan me niet meer zo concentreren op mijn werk als voorheen. Vaak waar (4)	14. Ik kan me niet meer zo concentreren op mijn werk als voorheen. Bijna altijd waar (5)
15. Het werk verveelt me.	15. Het werk verveelt me. Nooit of zelden (1)	15. Het werk verveelt me. Soms waar (2)	15. Het werk verveelt me. In de helft van de gevallen (3)	15. Het werk verveelt me. Vaak waar (4)	15. Het werk verveelt me. Bijna altijd waar (5)
16. Ik werk hard, maar bereik weinig.	16. Ik werk hard, maar bereik weinig. Nooit of zelden (1)	16. Ik werk hard, maar bereik weinig. Soms waar (2)	16. Ik werk hard, maar bereik weinig. In de helft van de gevallen (3)	16. Ik werk hard, maar bereik weinig. Vaak waar (4)	16. Ik werk hard, maar bereik weinig. Bijna altijd waar (5)
17. Ik voel me gefrustreerd in mijn werk.	17. Ik voel me gefrustreerd in mijn werk. Nooit of zelden (1)	17. Ik voel me gefrustreerd in mijn werk. Soms waar (2)	17. Ik voel me gefrustreerd in mijn werk. In de helft van de gevallen (3)	17. Ik voel me gefrustreerd in mijn werk. Vaak waar (4)	17. Ik voel me gefrustreerd in mijn werk. Bijna altijd waar (5)
18. Ik zie er tegenop naar het werk te gaan.	18. Ik zie er tegenop naar het werk te gaan. Nooit of zelden (1)	18. Ik zie er tegenop naar het werk te gaan. Soms waar (2)	18. Ik zie er tegenop naar het werk te gaan. In de helft van de gevallen (3)	18. Ik zie er tegenop naar het werk te gaan. Vaak waar (4)	18. Ik zie er tegenop naar het werk te gaan. Bijna altijd waar (5)
19. Sociale activiteiten putten me uit.	19. Sociale activiteiten putten me uit. Nooit of zelden (1)	19. Sociale activiteiten putten me uit. Soms waar (2)	19. Sociale activiteiten putten me uit. In de helft van de gevallen (3)	19. Sociale activiteiten putten me uit. Vaak waar (4)	19. Sociale activiteiten putten me uit. Bijna altijd waar (5)
20. Aan mijn hobby's kom ik niet toe.	20. Aan mijn hobby's kom ik niet toe. Nooit of zelden (1)	20. Aan mijn hobby's kom ik niet toe. Soms waar (2)	20. Aan mijn hobby's kom ik niet toe. In de helft van de gevallen (3)	20. Aan mijn hobby's kom ik niet toe. Vaak waar (4)	20. Aan mijn hobby's kom ik niet toe. Bijna altijd waar (5)
21. Ik heb lichamelijke klachten zoals hoofdpijn, spierpijn, duizeligheid.	21. Ik heb lichamelijke klachten zoals hoofdpijn, spierpijn, duizeligheid. Nooit of zelden (1)	21. Ik heb lichamelijke klachten zoals hoofdpijn, spierpijn, duizeligheid. Soms waar (2)	21. Ik heb lichamelijke klachten zoals hoofdpijn, spierpijn, duizeligheid. In de helft van de gevallen (3)	21. Ik heb lichamelijke klachten zoals hoofdpijn, spierpijn, duizeligheid. Vaak waar (4)	21. Ik heb lichamelijke klachten zoals hoofdpijn, spierpijn, duizeligheid. Bijna altijd waar (5)
22. Ik heb weinig om me op te verheugen in mijn werk.	22. Ik heb weinig om me op te verheugen in mijn werk. Nooit of zelden (1)	22. Ik heb weinig om me op te verheugen in mijn werk. Soms waar (2)	22. Ik heb weinig om me op te verheugen in mijn werk. In de helft van de gevallen (3)	22. Ik heb weinig om me op te verheugen in mijn werk. Vaak waar (4)	22. Ik heb weinig om me op te verheugen in mijn werk. Bijna altijd waar (5)
23. Ik pieker over het werk in mijn vrije tijd.	23. Ik pieker over het werk in mijn vrije tijd. Nooit of zelden (1)	23. Ik pieker over het werk in mijn vrije tijd. Soms waar (2)	23. Ik pieker over het werk in mijn vrije tijd. In de helft van de gevallen (3)	23. Ik pieker over het werk in mijn vrije tijd. Vaak waar (4)	23. Ik pieker over het werk in mijn vrije tijd. Bijna altijd waar (5)
24. Ik kan niet genieten van niets doen.	24. Ik kan niet genieten van niets doen. Nooit of zelden (1)	24. Ik kan niet genieten van niets doen. Soms waar (2)	24. Ik kan niet genieten van niets doen. In de helft van de gevallen (3)	24. Ik kan niet genieten van niets doen. Vaak waar (4)	24. Ik kan niet genieten van niets doen. Bijna altijd waar (5)
25. Mijn werk lijkt zinloos.	25. Mijn werk lijkt zinloos. Nooit of zelden (1)	25. Mijn werk lijkt zinloos. Soms waar (2)	25. Mijn werk lijkt zinloos. In de helft van de gevallen (3)	25. Mijn werk lijkt zinloos. Vaak waar (4)	25. Mijn werk lijkt zinloos. Bijna altijd waar (5)

Question Title

Vul je emailadres in voor meer info.

Question Title

Uitkomst
Wanneer je klaar bent, tel dan de scores op. Beoordelingschaal: 1 = nooit of zelden, 2 = soms waar, 3 = in de helft van de gevallen waar, 4 = vaak waar, 5 = bijna altijd waar.

Vul je score in.

25-50, Je doet het goed, maar let op de items waarop je score hoger is.

51-75, Tref preventie maatregelen.

76-100, Je loopt het risico burn-out te raken, of als je het geweest bent: je bent nog niet hersteld.

101-125 Je bent burn-out aan het raken.

Heb je een score hoger dan 75, dan is het verstandig om hulp te zoeken. Ik help je graag om erger te voorkomen. Bel 06-49929384, mail naar info@glansreijk.nl of kijk op www.glansreijk.nl.
Ira

Hartelijke groet,
Ira Janssens
Parelduiker | A&O-psycholoog

Question Title

Question Title

Vul je emailadres in voor meer info.

Question Title

UitkomstWanneer je klaar bent, tel dan de scores op. Beoordelingschaal: 1 = nooit of zelden, 2 = soms waar, 3 = in de helft van de gevallen waar, 4 = vaak waar, 5 = bijna altijd waar.Vul je score in.

Uitkomst
Wanneer je klaar bent, tel dan de scores op. Beoordelingschaal: 1 = nooit of zelden, 2 = soms waar, 3 = in de helft van de gevallen waar, 4 = vaak waar, 5 = bijna altijd waar.

Vul je score in.